Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Der wijzen [60]kroon is hun [61]rijkdom; de dwaasheid [62]der zotten [63]is dwaasheid. 60. Dat is, sieraad, die hen bij de mensen aanzienlijk maakt. Zie boven hfdst.12 vs.4. 61. Te weten, omdat zij dien wel gebruiken, daarmede dankbaar zijnde jegens God, weldadig jegens hunnen naaste en matig omtrent zichzelven. 62. Te weten, die rijk zijn. 63. Dat is, blijft, dient hun niet tot eer en aangenaamheid bij de mensen, maar tot schande en verachting, gelijk de dwaasheid bij allen schandelijk en verachtelijk is, en al wat zij hebben baat hun niet, maar strekt hun tot enkel dwaasheid.